Wandeling met B. (Rutger Kopland)

Ze zegt dat is de wind
en ze wijst naar het wuivende gras
en van een lichte plek op de weg
zegt ze dit is de zon

alsof ze de schepping begon

maar als ik met mijn eigen ogen
kijk waar de zon en de wind waren
zie ik dat ze niet verder komt
dan mijn knieën

onuitputtelijk groeit dagelijks
uit mijn voeten de reus
uit mijn eigen verhaal
dat langzaam doorzichtig wordt

als een morgen in de nevel

zevenmijlslaarzen schuiven mee

gaandeweg over sporen
die ik verloren waande
de kleine harde kiezelstenen
van kleinduimpje.

In bovenstaand gedicht beschrijft Rutger Kopland wat hij ervoer op een wandeling met zijn dochtertje. Wij mensen zijn scheppers, medescheppers door de dingen om ons heen te benoemen, een naam te geven. Als je de eerste regels van dit gedicht leest, stap je als het ware in het eerste hoofdstuk van
Genesis waarin God alles in het leven riep. Hij benoemde wat Hij zag. Het licht noemde Hij dag, de duisternis nacht… Het meisje kijkt om zich heen, ze ziet de wind niet, maar wel het wuivende gras en omdat het gras wuift, ziet ze de
wind. De wind brengt alles in beweging en doet trillen – dààraan herkennen we de wind. In de zon kan het meisje niet kijken, het is te scherp voor haar ogen. Maar in de lichte plek op de weg herkent ze de zon. Een gedicht waarin relaties een belangrijke rol spelen, een gedicht vol ‘verbinding’. Met haar zintuigen verbindt ze zich met wat ze ziet, hoort en voelt. En dan geeft ze het een naam. Vader en dochter verbinden zich ook met elkaar. Zijn dochtertje is nog een ukkepuk, ze komt amper tot zijn knieën.
Kleine stapjes naast zijn zevenmijlslaarzen waarmee hij door het leven ging. Hij ervaart al gaande wat hij kwijtgeraakt is, wat uit het zicht geraakt is bij hem. Al
wandelende over sporen die hij verloren waande, hervindt de vader de weg, door kiezelsteentjes gegooid door zijn dochtertje, kleinduimpje. Vader gaat opnieuw kijken, naar zichzelf, en om zich heen. Licht en lucht. Een  wind)vlaag van geluk?

Ruth van der Waall-Schaeffer

maart 2020

**********

Poëzie

Van jongs af aan heb ik iets met gedichten. Ik had een schriftje waarin ik gedichten overschreef die ik mooi vond. Later ging ik soms gedichten beeldend verwerken en ik gebruik graag een gedicht in mijn preken. Ook in mijn tijd als ‘juf’ op de basisschool las ik graag gedichten. Ik leerde er misschien wel meer van dan de leerlingen zelf. Eigenlijk, realiseerde ik me, zijn gedichten voor kinderen juist veelzeggend voor volwassenen. Haalt deze poëzie niet het kind in jezelf weer naar boven? Brengen de woorden, de beelden en de gevoelens je niet tot je kern? Getroffen worden door een enkele zin: ‘ja, zo beleef ik het.’
Zoals in onderstaand gedicht van Kees Spiering (1958) over de wind. Spiering is geboren op Terschelling, een eiland waar de wind vaak prominent aanwezig is. Het gedicht begint met ‘Wees maar niet bang’. Iedere ouder zegt dat wel eens tegen zijn/haar kind als de wind loeit om het huis en alles kraakt. En je probeert het gerust te stellen. Hier zegt de dichter dat de wind buiten je is, en niets wil met jou. Of… misschien toch wèl, waait er een boodschap mee. Wie weet stormt het ook jezelf. ‘Beluister zijn ruisen, misschien vertelt hij vannacht…’

WINDDICHT
Wees maar niet bang
voor de wind, al kolkt hij vannacht rond het
huis. Zoekt hij
loeiend, razend, huilend
iets wat zich niet kan verschuilen, wat hij
brullend vast kan grijpen,
los kan rukken, weg kan smijten om zijn
gierende woede te koelen.

Wees maar niet bang voor de wind, – hij zoekt
deze nacht
niet naar jou. Of het zou
moeten zijn om te vertellen dat op een dag –
misschien al gauw –
zal komen waar je al zo lang op  wacht.

Tekst en foto:
Ruth van der Waall-Schaeffer
februari 2020

************

KERST EN PASEN verenigd


Kerstkaarten: je ziet ze in allerlei vormen en kleuren met daarop allerlei afbeeldingen variërend van kaarsen tot kerstmannen, van sneeuwlandschappen tot cartoons. Van kunst tot kitsch. Zelf heb ik in mijn ‘collectie’ een kerstkaart die ik een paar jaar geleden hartje zomer kocht in het Zuid-Franse Vence. Ik bezocht daar een Dominicaanse kapel ontworpen en geschilderd door de kunstenaar Henri Matisse (†1954). Eigenlijk had ik nog nooit zo’n lichte, kleurrijke, zonnige kapel gezien. Een
feest van licht en ruimte. Muren, plafond en de vloer zijn simpel wit gehouden. Maar dan de ramen! Citroengele en groene bladeren tegen een hemelsblauwe achtergrond. Het typisch, zuidelijke licht brengt door de ramen kleur op de vloer.

Mijn kapel moet een bloem zijn’, vertelde ooit Matisse na een bezoek aan de Notre Dame te Parijs. Kleuren die, zoals hij zei, ‘onmiddellijke uitwerking hebben op het gemoed en je terugvoeren naar je wortels’. Op de wanden heeft Matisse tekeningen aangebracht, o.a. de kruisweg van Jezus, en Maria met het kind Jezus. Die van Maria is de kerstkaart waarop ik doelde en die hier afgedrukt is. Geen traditionele kerstafbeelding. Matisse schildert met eenvoudige zwarte lijnen; Maria noch Jezus hebben gelaatstrekken. En toch hebben ze een gezicht, is er expressie in hun houding. Vul zelf maar hun expressie in! Dat kan voor ieder mens anders zijn: hoe zie je, hoe ervaar je Maria, Jezus. In vloeiende lijnen schetst Matisse de kern.

De afbeelding van Maria met het kind draagt als titel ‘De twijg van Jesse heeft gebloeid’ (Jesaja 11:1-10) Het bekende kerstlied ‘Er is een roos ontloken uit barre wintergrond’ is gebaseerd op Jesaja. Deze afbeelding drukt iets bijzonders uit. Als u er goed naar gaat kijken, ziet u een kindje op de arm van zijn moeder, maar hij zit niet gewoon op moeders arm maar ‘staat’ als een gekruisigde, èn tegelijkertijd is hij ‘opgestaan’. In zijn houding worden geboorte, kruisiging èn opstanding verenigd. Omringd door de bloeiende twijg van Jesse.


Ruth van der Waall-Schaeffer
december 2019

*****************

Berthe Morisot

Je doet goede ideeën op als je onder de grond door de vele gangen van de metro loopt. Soms zie je prachtige, artistiek vormgegeven affiches van toneel/dans voorstellingen en exposities. Voor de zomer had ik een aangekondigde expositie in mijn agenda genoteerd. Ik stelde het echter uit er naar toe te gaan. Terug in Parijs had ik nog net tijd deze te gaan zien. Het betrof de expositie in Musée d’Orsay van Berthe Morisot (1841-1895). Zij is één van de oprichtsters van het impressionisme. Toch is Berthe minder bekend dan haar mannelijke tijdgenoten Monet, Degas, Pissaro. Wat mij boeide in deze tentoonstelling was dat ik een indrukwekkend doorkijkje kreeg in het professionele leven van een vrouw die kunstenares was in de 19e eeuw. Ze moest haar best doen erkend te worden als volwaardig artieste. Een feministe avant la lettre. Ze hield een ‘carnet de notes’ bij waarin ze haar filosofische gedachten noteerde. Ze hield na haar huwelijk met Eugène Manet haar eigen naam aan, terwijl ze misschien ook mee had kunnen liften op de naamsbekendheid van zwager Eduard Manet. Berthe schilderde terwijl haar man op hun dochtertje paste. Mooi te zien vond ik hoe zij vrouwen schildert waarbij de ‘esprit’ meer accent krijgt dan het lichaam. Lijnen van sensualiteit, sexualiteit worden vervaagd omwille van innerlijkheid. Zij is ook de enige impressioniste die aan vrouwen die stil hun werk in huis doen (dienstmeisjes, kindermeisjes) waardigheid geeft. Morisot, een vrouw, schildert hen: ook zij werkt, naast het feit dat ze moeder en echtgenote is. Ze laat zien dat dit te combineren valt. Hoe actueel is Morisot nog anno 2019.

(Alfbeelding: Berthe Morisot, Eugène Manet met zijn dochter te Bougival,
ca. 1881, olieverf op doek, 92 x 73 cm, Musée Marmottan, Parijs)


Ruth van der Waall-Schaeffer
november 2019

********************


De kracht van veren

Rustig lezend in een schaduwrijk plekje in mijn tuin werd er opeens een klein, jong vogeltje in mijn schoot geworpen. Mijn hond zat er direct bij en keek net als ik verwonderd naar dat vederlichte beestje dat niet weg vloog en mij, ontroerend, vol vertrouwen aankeek. Het was een puttertje. Misschien had een roofvogel haar laten vallen. Ik houd van vogels, geniet altijd van de vele verschillende vogels die mij zowel overdag als ‘s nachts vergezellen hier rondom mijn huis. Het zijn boeiende beestjes. Vogels hebben een veel intellectueler, slimmer en emotioneler leven dan wij vermoeden. Vogels appelleren ook aan ruimte, aan speelse beweging, aan uitvliegen en weer terugkomen, leren ons dat ‘uit het nest’ gaan, loslaten is. Dat ‘loslaten’ is niet aan een bepaalde leeftijd gebonden.
De dichter Rutger Kopland verwoordt het zo mooi:

Er is iets in de zang van een merel
het is voorjaar, je wordt wakker

je ligt te denken in de nacht
het raam staat open – er is iets

waarvan die vogel zingt
en je denkt aan wat je moet opgeven

er is iets in je dat leeg is en het stroomt vol
met het zingen van die merel.

In de dagen dat dat vogeltje in mijn schoot viel, was ik bezig een begrafenis voor te bereiden en de symboliek van vogels speelde onbewust hierbij een rol. Loslaten, wegvliegen naar onbekende verten. De uil -symbool van wijsheid – komt tevoorschijn in de avond. In de derde levensfase? En dan de vroege vogels, levenslustig en blij met het opkomen van de zon.
Dat is een lied waard. Je eigen luchtruim(te) kiezen.
Ik weet het zeker: Mensen kunnen niet zonder vogels.

En wie vogels in de muziek wil horen, luister eens naar:
Et Les Oiseaux chantaient (Oorspronkelijke titel) – comp: Maurice Morisod, Tony d’Adario
Uitgevoerd door het London Starlight Orchestra.

Of:
Réveil des oiseaux van de franse componist Olivier Messiaen
(klik op de titels)

Ruth van der Waall-Schaeffer
zomer 2019

***************

Aangeraakt worden

Geen idee wat ik kon verwachten. Ik had met twee vriendinnen een kaartje gekocht voor de expositie in het Atelier des Lumières (Parijs11),een kunstcentrum gevestigd in een XIXe eeuwse gerenoveerde gieterij. Er worden digitale tentoonstellingen georganiseerd van schilders waarbijhun werk wordt geprojecteerd op de vloer en op de ruim 10 meter hoge wanden van de hal van het Atelier(3300 m²).Ik stapte een soort droomwereld binnen en begon mijn wandeling langs de meesterwerken van Vincent van Gogh. Nee, niet alleen trokken zijn schilderijen aan mijn ogen voorbij, ik liep ook als het ware door de diverse fasen van zijn leven. Duizelingwekkende projecties van kleur en licht, vergezeld door muziek van o.a. Janis Joplin (Kozmic Blues),Grieg (Peer Gynt), Mozart (Recomposed) en Luca Longobardi (Elegie). Je wordt helemaal opgenomen in dit klank-en kleurspel. Wat er gebeurde weet ik niet, maar het was zo meeslepend dat ik ontroerd werd door mijn hele lijf. Eenmaal weer thuis in de pastorie moest ik denken aan de woorden van de godsdienstfilosoof Rudolf Otto (†1937). Het heilige zoekt Otto niet in een bepaalde godsdienst, kerk of confessie, maar in het religieuze beleven zelf. Otto noemt deze ervaring het “tremendum et fascinans”–iets datons diep beroert. Een mysterie dat ons doet huiveren en fascineren tegelijk. Het gaat de ratio te boven. Die gevoelens onderging ik in het “Atelier”. Aangeraakt worden door iets dat groter is dan je zelf. Klik hier voor een impressie.

Ruth van der Waall-Schaeffer
april 2019

*********

Vogels

Een aarzeling had ik wel. Zou ik aan mijn balkon een vetbol hangen voor de vogels en op de buitentafel een vogelhuisje zetten, of niet. Zou het niet een beetje bizar zijn om dit in het volgebouwde Parijse te doen waar autogeluiden, sirenes vaak de boventoon voeren? Zouden ze er wel op af komen? En…heel eerlijk: ik vond het ook een beetje tuttig op een balkon. Maar ja, ik houd van vogels, genoot altijd van de vele verschillende vogels die mij zowel overdag als ‘s nachts vergezelden in het Zuiden. Het zijn boeiende beestjes. Vogels hebben een veel intellectueler, slimmer en emotioneler leven dan wij vermoeden. Daarbij zijn vogels een metafoor voor me. Ze appelleren aan ruimte, aan speelse beweging, aan uitvliegen en weer terugkomen, leren me dat ‘uit het nest’ gaan, loslaten is. In hen zie ik iets van ‘gevleugelde groei’. De dichter Rutger Kopland verwoordt het zo mooi:

Er is iets in de zang van een merel
het is voorjaar, je wordt wakker

je ligt te denken in de nacht
het raam staat open – er is iets

waarvan die vogel zingt
en je denkt aan wat je moet opgeven

er is iets in je dat leeg is en het stroomt vol
met het zingen van die merel.

Enfin, de vetbol hangt er nu al weer een tijdje, het vogelhuisje staat er: de koolmeesjes en pimpelmeesjes vliegen naar vijfhoog en gaan weer weg op hun vleugels en op die van de wind. Meditatie onder handbereik.

En wie vogels in de muziek wil horen – luister eens naar   “The Birds” van de componist Respighi!

Ruth van der Waall-Schaeffer
februari 2019

**********

ESPACE LE FIGUIER
WENST U
EEN KLANKRIJK 2019 !


Vergeten

Oud en Nieuw…de jaarwisseling, een pas op de plaats. Enerzijds terugblikken op het voorbije jaar en anderzijds is er een nieuw begin. Zo wordt vaak de start van een nieuw kalenderjaar gezien. Het nieuwe jaar ligt als een onbeschreven blad voor je. Natuurlijk staan er in agenda’s al een tijdje afspraken, verjaardagen, wellicht vakanties genoteerd, maar dat zijn neutrale, zakelijke woorden. Want hoe die vakantie, of die afspraak er inhoudelijk uit gaat zien, welke kleur die gaat krijgen, dat weten we nog niet. Het is een verrassingspakket. Gebeurtenissen krijgen pas naderhand als je er weer aan terugdenkt een klank, een kleur.
Er aan terugdenkt… Terugdenken is een functie van het geheugen. ‘Er bestaat geen ander geluk dan dat van de herinnering, dan dat van het opwekken, levend maken, en veroveren van de voorbije en verloren tijd,’ zegt Marcel Proust in ‘À la recherche du temps perdu’. En Soms borrelt het lied van Herman van Veen in mij op: ‘Een mooie herinnering, iets waarvan je houdt, neem je overal mee naar toe, neem je mee in je geheugen.’
De gedachte dat je je steeds minder kunt herinneren of op een gegeven moment zelfs niets meer, lijkt mij afschuwelijk. Ik spreek hier niet over dingen die zeer verwondend zijn geweest en die je diep weggestopt hebt of liever wilt vergeten.
In één van mijn vroegere werkkringen had ik o.a. te maken met mensen die de ziekte Alzheimer, dementie hadden. Een terugkerende vraag was: ‘Hoe verder te leven, hoe gaan je naasten er mee om?’ In een boek over de beleving van dementie las ik deze ontroerende zinnen tussen een echtpaar: “En als we elkaar nu vergeten?” vraag ik. “Jij mij of andersom, ik jou?” Het (sociale) leven dat je leidt glipt langzaam maar zeker tussen je vingers weg. ‘Het spook van het vergeten waart door het huis; je zit niet meer achter het stuur van je leven, maar verhuist naar de achterbank,’ schreef Bert Keizer recent in dagblad ‘Trouw’.
Als je weet dat je de ziekte ‘Alzheimer’ hebt of drager bent van het gen, ga je heel bewust in het nu leven. Je probeert nu te genieten, nu de dingen te doen waar je goed in bent of waar je van houdt. Je weet dat uitstelgedrag in zekere zin ‘gestraft’ wordt. Natuurlijk is er eerst de moeilijke fase van aanvaarding. Maar daarna is het belangrijk zo lang mogelijk, in verband met je gevoel van eigenwaarde, de regie over je leven te houden, met hulp van naasten.
Het is wijs stil te staan bij wat je hebt en (nog) kunt en dat dit absoluut niet aan een zekere leeftijd gebonden is. Daarom is het wellicht niet gek om aan het begin van een nieuw jaar alleen of met anderen herinneringen op te halen: ‘Hoe heb ik het afgelopen jaar be-leef-d.’
Immers je tweede leven begint wanneer je begrijpt dat je er slechts één hebt…
Lief het leven!

Ruth van der Waall-Schaeffer
december 2018

*************

Sterren

‘Als je van een bloem houdt,
die op een ster woont,
dan is het heerlijk
’s nachts naar de sterren te kijken
– dan zijn alle sterren met bloemen versierd’.

Deze zin staat in het boekje “De Kleine Prins” uit 1943, waarmee de Franse schrijver (en piloot) Antoine de Saint Exupéry wereldberoemd zou worden. U kent het boekje misschien wel. Het was het eerste Franse boekje dat ik in handen kreeg om dit te lezen. Eerlijk gezegd ontgingen me in mijn jeugdjaren de wonderlijke, wijze opmerkingen die je erin leest. De sterren spelen in dit boekje een grote rol. Waar ik woon kun je nog genieten van prachtige sterrenhemels. Als ik dan nog laat buiten ben, zing ik zachtjes ‘De sterren verschijnen reeds één voor één, dan fonkelen er duizenden, men telt er geen, men telt er geen.’
De schrijver praat met de kleine prins over de sterren:
‘Je moet ’s nachts naar de sterren kijken ….
alle sterren zullen je vrienden zijn.
Allemaal rinkelbelletjes.’
Er spreekt een soort geborgenheid uit. Maar vooral ervaar ik de ‘schoonheid om niet’. Het lijkt alsof er zomaar naar me geglimlacht wordt. Ik hoef er niets voor te doen. Een stille verbondenheid tussen hemel en aarde.

♫♫♫ Underneath the stars (Kate Rusby) gezongen door VOCES8 (arr: Jim Clements)

Ruth van der Waall-Schaeffer
Oktober 2018

******************

Denkend aan Holland en Frankrijk…

Het Sociaal en Cultureel Planbureau ( SCP) in Nederland is benieuwd hoe Nederlanders in het buitenland tegen de lage landen aankijken nu zij meer dan vier maanden in het buitenland gewoond hebben.Eerlijk gezegd had ik niet veel zin aan dit onderzoek mee te werken, maar ik heb het toch gedaan. En ik vond het geen tijdverspilling. De vragen zetten mij aan het denken. Vragen als: wat mis je hier ( en dan gaat het niet om hagelslag want dat mis ik ), voel je je nog steeds betrokken op NL, waar ben je meer thuis, kun je in trefwoorden aangeven wat je denkt bij Nederland, wat vind je positief /negatief aan het land waar je nu woont, waarom ben je ooit geëmigreerd? Als je (even) terug bent in Nederland, wat valt je dan op? Is Nederland sinds je vertrek veranderd? Nadat ik de enquête beantwoord had, wist ik dat ik nog steeds achter onze keuze van jaren geleden stond hierheen te verhuizen. Nergens vind je het paradijs. Ik heb een paar jaar in het winkeltje in mijn dorp gewerkt. Toeristen zeiden me dan: ‘wat geweldig hier te wonen!’ ‘Zeker’, antwoordde ik. ‘Maar ook hier moet gewerkt worden, ook hier worden mensen ziek of gaan dood, ook hier is bureaucratie…’ De hemel op aarde bestaat (nog) niet. Daarnaast: hoe vaak laten we ons niet meeslepen door (voor)oordelen over het ene of het andere land, of denken we dat het gras achter de heuvels groener is. Hoe je je ergens voelt, is ook persoons,- en karaktergebonden. Sommige mensen blijven zich altijd echt Nederlander voelen, anderen zijn bijna van nature wereldburger. Of ik zelf in een land thuis kan zijn, hangt wel af van bepaalde kernwaarden: gaat men respectvol met verschillen om, wordt er oprecht gepoogd universele rechten van mens en dier (de natuur) na te streven? In een dictatuur wil ik niet wonen, en al woon ik niet in bepaalde landen, ik krab nog eens achter mijn oren of ik in zo’n land op wel vakantie wil gaan.

Dank je wel mensen van het SCP voor de vragen. Ik ben stil gaan staan bij het leven hier. Voor als nog ben ik hier thuis. Thuis is waar je hart is. Klik hier om te luisteren naar de Noorse zanger Moddi in ‘House by the sea’….

Ruth van der Waall-Schaeffer
September 2018

Sluit Menu